Roundup
– Glyfosaat
INLEIDING
In 1995 verscheen "Round-up
Glyfosaat" met als doel de gevaren en bezwaren van glyfosaat bekend te
maken. Dit plantendodende middel wordt wereldwijd en in Nederland het meest
gebruikt. Aan het slot van deze uitgave van Natuurverrijking wordt de hoop
uitgesproken dat de overheden liever vandaag nog dan morgen de ernstige gevaren
van het middel onderkennen. Van een verantwoordelijke overheid mag verwacht
worden dat zij de hand aan de ploeg slaat bij de Round-up
(opruiming) van Roundup (het bekendste glyfosaat bevattende merk) kan
aanvangen.
Na het verschijnen
van "Round-up Glyfosaat" is door
Natuurverrijking bij de Minister van Landbouw bezwaar gemaakt tegen de
verlenging van de toelating van Roundup en bij de Minister van Milieu tegen het
nemen van veldproeven met genetische gemanipuleerde suikerbieten. Bij de
Reclame Code Commissie werden opnieuw klachten ingediend tegen misleidende
reclame voor Roundup.
Het spijt
Natuurverrijking zeer te hebben moeten constateren dat diverse medewerkers van
overheidsinstellingen, zoals het College voor de Toelating van
Bestrijdingsmiddelen en de Plantenziektekundige Dienst, opkomen voor de
belangen van Monsanto, de fabrikant van Roundup en daarbij niet schuwen
misleidende en onjuiste gegevens te verstrekken.
In gewoon
Nederlands gezegd: medewerkers van de overheid liegen of frauderen ten gunste
van toelating en gebruik van Roundup.
In deze uitgave
wordt, na een korte inleiding over Roundup, inhoud gegeven aan deze ernstige
beschuldiging.
Gelukkig tonen steeds meer particulieren,
biologische boeren en tuinders, provinciale besturen en gemeenten in de
praktijk aan dat het gebruik van Roundup en ander gif niet nodig is. De
gemeenten en provincies die het goede voorbeeld geven en de Stichting
Natuurverrijking hebben medegedeeld geen chemische
bestrijdingsmiddelen te gebruiken in openbaar groen en/of op bestrating zijn
opgenomen in de tiende versie van de "Groene Lijst".
Natuurverrijking
hoopt met deze uitgave ertoe bij te dragen dat meer overheden zo spoedig
mogelijk beseffen dat het gebruik van glyfosaat beperkt/verboden dient te
worden en maatregelen nemen waardoor glyfosaat niet het DDT van de 21-ste eeuw
zal worden.
Met Groene
Lijst, tiende versie, 1998 - tekst: Kees Beaart
omslag en vormgeving: Fred Teunissen
uitgave: Lekkerkerk, 1998
- ISBN 90-71870-10-3
Met dank aan
Irma van Hoorik, Han van der Meulen, Ton Semper en Ineke Tiggelaar voor hun op- en aanmerkingen bij het doornemen van de
concepttekst van deze uitgave. Deze uitgave en de toezending ervan naar alle
Nederlandse gemeenten, werd mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van
donateurs van de Stichting Natuurverrijking en van Stichting Kringloop Laren
ROUNDUP - GLYFOSAAT - INFORMATIE
Roundup Ecologisch?
Glyfosaat in
bodem, milieu en gewas
De afbraak van
Roundup en andere glyfosaatbevattende
onkruidverdelgers is beslist niet zo volledig en milieuvriendelijk als veelal
wordt verondersteld. Hoewel de resultaten van onderzoek verschillen, is het
duidelijk dat in elk geval een belangrijk deel van het gebruikte glyfosaat, tot
ongeveer 35 procent, aan bodemdeeltjes wordt gebonden. Wat er met dit
grondgebonden residu in de toekomst gebeurt, is onbekend en kan een ernstig
probleem worden als na jarenlange herhaalde toepassing de bodem met glyfosaat
is verzadigd.
Van de twee
onmiskenbaar in Roundup voorkomende, vermoedelijk kankerverwekkende,
verontreinigingen 1,4-dioxaan en N-nitrosoglyfosaat
is weinig bekend over de afbraak. Wel is bekend dat laatst genoemde
verontreiniging ook in de bodem gevormd kan worden, als afbraakproduct van
glyfosaat. Dit betreft slechts een klein deel van de toegepaste hoeveelheid.
Een veel groter deel, tot bijna 30 procent, wordt omgezet in aminomethylfosfonylzuur (AMPA).
Glyfosaat is het
door gemeenten meest gebruikte herbicide. Door toepassing op bestrating en bij
sloten is het niet verwonderlijk dat glyfosaat en AMPA steeds vaker
aangetroffen worden in oppervlaktewater. Bovendien blijkt grondwater residuen
van glyfosaat te kunnen bevatten. De in de praktijk aangetoonde hoeveelheden
zijn zo hoog dat glyfosaat een bedreiging vormt voor de drinkwatervoorziening.
Kosten voor extra zuivering zullen, gezien de huidige wetgeving, niet door de
producent van het gif, Monsanto, gedragen worden, maar door de gemeenschap.
Residuen in
gewassen
Met Roundup
bespoten planten bevatten hoeveelheden glyfosaat die zo hoog zijn dat de Deense
overheid zelfs waarschuwt voor de herbicide werking
van met glyfosaat bespoten plantendelen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat
glyfosaat ook zit in plantendelen die voor consumptie bestemd zijn. Met de
uitbreiding van de toepassingen van glyfosaat zijn de afgelopen jaren ook de
maximaal in ons voedsel toegestane residuen van glyfosaat herhaaldelijk
verhoogd: begin tachtiger jaren, toen de hoogte van de
maximale residuen nog uitsluitend uit oogpunt van volksgezondheid werd bepaald,
was per kilo gewas tot 0,05 mg glyfosaat toegestaan. In een kilo tarwe of rogge
is momenteel 100 maal zo veel toegestaan: 5 mg. In gerst, haver en soja -het
residu in soja werd verhoogd in 1996, toen de genetisch gemanipuleerde soja op
de markt kwam- is de maximale hoeveelheid glyfosaat vervierhonderdvoudigd
tot 20 mg/kg. De maximale hoeveelheid glyfosaat in voor consumptie bestemde
wilde paddenstoelen werd, vergeleken met de begin
tachtiger jaren maximaal toegestane hoeveelheid, zelfs verduizendvoudigd tot 50
mg/kg.
Ongelukken met Roundup.
Het toepassen van Roundup is niet zonder risico's. Daarom moeten ook tenminste alle voorschriften op het etiket stipt worden
opgevolgd, zoals het dragen van geschikte handschoenen en bescherming voor de
ogen.
Omdat veel toepassers door misleidende reclame en voorlichting denken
dat Roundup ongevaarlijk of zelfs milieuvriendelijk is wordt het middel vaak
zeer nonchalant gebruikt. Regelmatig wordt Natuurverrijking gebeld door
verontruste mensen waarvan de tuin door buren of
gemeente met Roundup besproeid is.
In de literatuur
worden vele vergiftigingen door het gebruik van Roundup beschreven. In de
meeste gevallen gaat het om oog-, huid- en inwendige
aandoeningen. In situaties waarbij het middel als gevolg van kleine
verwondingen door distels of doornstruiken in de bloedbaan geraakte, waren de
symptomen zo heftig, dat directe plaatsing op een intensive care afdeling van
een ziekenhuis noodzakelijk was.
Er zijn wel eens
mensen die beweren dat je Roundup zou kunnen drinken. Japanse artsen berekenden
op basis van 56, meest opzettelijke Roundupvergiftigingen,
waarvan 9 met dodelijke afloop, dat inname van ongeveer 200 milliliter, één
beker, Roundup dodelijk is.
Met
name door de toepassing
van Roundup in de woonomgeving door gemeenten kunnen mensen onbewust en
ongewenst met het middel in aanraking komen. Dit kan huidirritatie met jeuk
veroorzaken. Naast direct merkbare of acute vergiftigingsverschijnselen kunnen
bestrijdingsmiddelen ook nog lang na contact ermee ziekteverschijnselen
veroorzaken:
Chronische
effecten. Op basis van een bijeenkomst van de Wereldgezondheidsorganisatie in
1986 beschouwt onze overheid glyfosaat als niet kankerverwekkend. Desondanks
zijn experimenten bekend, waarbij inname van geringe hoeveelheden glyfosaat
verhoging van het aantal tumoren aan de alvleesklier veroorzaakte bij
mannelijke proefdieren en meer tumoren aan de schildklier bij vrouwtjes. Blootstelling
aan glyfosaat veroorzaakte ook vermindering van de spermaproductie bij
proefdieren.
De hoeveelheid
glyfosaat die we per dag maximaal zouden mogen opnemen is volgens onze overheid
0,1 mg per kilo lichaamsgewicht. Vergelijking met de in voedsel toegestane
hoeveelheden geeft aan dat overschrijding van deze norm door consumptie zeker
niet denkbeeldig is. Uiteraard lopen gebruikers van Roundup en met name ook inwoners van gemeenten waar het middel in de
woonomgeving gespoten wordt, meer risico met een te hoge hoeveelheid glyfosaat
in aanraking te komen. Als geen directe vergiftigingsverschijnselen optreden
zijn nadelige gevolgen in de toekomst zeker niet uitgesloten.
Monsanto en de
Reclame
De reclame van
Monsanto voor Roundup is misleidend. Dat blijkt onder meer uit acht uitspraken
van de Reclame Code Commissie naar aanleiding van klachten van de Stichting
Natuurverrijking. Al in 1983 achtte de Commissie het misleidend Roundup
"milieuvriendelijk" en "absoluut veilig voor mens, dier en
milieu" te noemen. Later werden o.a. de volgende teksten in reclame voor
Roundup als misleidend beoordeeld: "Roundup en de ecologie",
"Rendement en ecologie gaan hand in hand" en "zeer gewaardeerde
ecologische eigenschappen". Bovendien achtte de Reclame Code Commissie het
gebruik van een groen vignet met een vogel en de slogan
"Care for the environment" misleidend; een
oordeel dat openbaar gemaakt werd.
Eind 1996 liet
Monsanto de naam van het middel "Roundup 400" wijzigen in
"Roundup ECO 400". In het Agrarisch Dagblad verschenen dit voorjaar
paginagrote advertenties voor "de nieuwe Roundup: krachtiger dan ooit!:
Roundup ECO 400".
De Stichting
Natuurverrijking maakte met de Stichting Natuur en Milieu en de VPRO-radio bij de Reclame Code Commissie bezwaar tegen de
vermelding "ECO" in de naam van het middel. Bij de
behandeling van de klacht 23 juni 1997 haastten vertegenwoordigers van Monsanto
zich te melden dat "ECO" niet staat voor "ecologisch";
gezien de zuinige aard van Nederlanders wil Monsanto met "ECO"
aangeven dat gebruik van het middel "economisch" is. Na de
zitting, tijdens een interview met de VPRO, volhardden de vertegenwoordigers
van Monsanto in de opvatting dat "ECO" staat voor
"economisch". Met een lach op het gezicht. Dat wel. Belgen blijven
vrolijk, ook bij de handel in zich over de aarde verspreidend gif. Belgen zijn
ook beslist niet dom, zoals Nederlanders wel beweren. Het gaat immers heel goed
met de vanuit België geleide verkoop van Roundup in Nederland. Dat blijkt niet
alleen uit de residuen van Roundup die op steeds meer plaatsen in zorgwekkende
hoeveelheden worden aangetoond, maar ook uit de hoge verkoopcijfers van
Roundup. Dit laatste is een knappe prestatie, zeker als bedacht wordt dat
concurrerende middelen goedkoper zijn, zoals bij de zitting van de Reclame Code
Commissie bleek.
De Commissie
besliste d.d. 24 juli 1997, dossier 97.0173, als volgt:
"Door de in
een groen kader geplaatste aanduiding "ECO
400", waarin het publiek een verwijzing naar ecologie zal zien, wordt
gesuggereerd dat het middel niet schadelijk is voor het milieu. Daarom is hier
sprake van een milieuclaim als bedoeld in artikel 1 van de Milieureclamecode
(MRC). Aangezien de juistheid van deze claim niet is aangetoond acht de
Commissie de uiting in strijd met de artikelen 2 en 3 MRC."
In dezelfde
uitspraak besliste de Reclame Code Commissie dat het misleidend is Roundup
"biologisch afbreekbaar" te noemen, een uitspraak die d.d. 25
november 1997 door het College van Beroep werd bevestigd.
27 november 1997
(dossier 97.0317) oordeelde de Reclame Code Commissie opnieuw over door VPRO,
Natuur en Milieu en Natuurverrijking ingediende klachten. Nu betrof het een
folder van Monsanto voor Roundup.
Hieronder volgt een
gedeelte uit deze uitspraak, waarin de Code Commissie Roundup een milieuonvriendelijk
product noemt:
"Om geen
misverstand te laten bestaan omtrent de aard van het
product en omtrent het belang en de noodzaak tot zorgvuldig gebruik dient in de
folder duidelijk vermeld te worden hoe het product gebruikt dient te worden.
Dit geldt temeer
daar niet is komen vast te staan dat het middel uitsluitend wordt gebruikt door
professionele gebruikers die in het bezit zijn van een spuitlicentie.
In het licht van
vorenstaande acht de Commissie de tekst onder het kopje "Gebruiksgemak" onvolledig, nu daarbij niet is vermeld dat bij het
gebruik van het middel voorzorgsmaatregelen in acht dienen te worden genomen
die niet met gebruiksgemak als in de advertentie vermeld te verenigen
zijn."
Uit het voorgaande
blijkt dat zelfs wilde paddenstoelen hoge residuen glyfosaat kunnen bevatten. Glyfosaat-gevoelige soorten paddenstoelen sterven al bij
hoeveelheden die lager zijn dan het maximaal toegestane residu. Met de
ontwikkeling van genetisch gemanipuleerde glyfosaat-ongevoelige
gewassen is het te verwachten dat het gebruik van glyfosaat zal toenemen. De
toekomst zal uitwijzen of we glyfosaat-gevoelige
plant- en diersoorten alleen nog kunnen bewonderen op film, zoals de National Geographic Video's, die met de spaarpunten bij
"Roundup ECO 400" gratis verkrijgbaar zijn.
Wie zich bewust is
van de risico's van giffen als Roundup, voor de eigen gezondheid en die van
anderen en niet de eigen grond en het totale milieu wil verontreinigen, zal in
elk geval zo zorgvuldig mogelijk te werk gaan en altijd trachten oplossingen te
vinden waarbij geen gif nodig is.
COLLEGE voor de
TOELATING van BESTRIJDINGSMIDDELEN
Hoewel het College
voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) in ons land over het al of
niet toelaten van bestrijdingsmiddelen beslist, geeft dit College vrijwel geen
informatie over afzonderlijke bestrijdingsmiddelen. Doordat Natuurverrijking
bij de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV) bezwaar maakte
tegen de verlenging van de Toelating van Roundup, binnen de daarvoor gestelde
termijn, was het CTB genoodzaakt schriftelijk te reageren naar het Ministerie
van LNV. Uit het betreffende stuk, gedateerd 2-8-1995, waarvan Natuurverrijking
in 1996 een kopie ontving, blijken diverse onzorgvuldigheden/onjuistheden in
het handelen van het CTB.:
- het CTB stelt dat
er geen enkele aanwijzing is dat AMPA (een omzettingsproduct van glyfosaat) in
voedingsmiddelen voorkomt.
Goed
geïnformeerd is het CTB kennelijk niet, want volgens het Ministerie van Milieu
in de Verenigde Staten (EPA) kan AMPA tot 28% van het totaal residu in de plant
gevormd worden (EPA Pesticide Fact Sheets -
Glyphosate, pag. 1, 5).
- het CTB merkt op
dat de stof 1,4-dioxaan niet in het bestrijdingsmiddel voorkomt.
In tegenstelling
tot deze opvatting van het CTB zijn er wel degelijk bewijzen dat 1,4-dioxaan in
Roundup zit (o.a. Glyphosate, c. Cox, JPR/summer
1991, pag. 35 t/m 38).
Zelfs
vertegenwoordigers van Monsanto erkenden bij de behandeling van diverse
klachten over misleidende reclame voor Roundup het voorkomen van de stof in het
middel.
- volgens het CTB
wordt Roundup niet rechtstreeks op het gewas gebracht, hetgeen
zou betekenen dat het onwaarschijnlijk is dat maximale residugehaltes in de
werkelijkheid zullen worden gehaald.
Het CTB is
kennelijk niet op de hoogte van het door het College zelf goedgekeurde
Toelatingsbesluit van Roundup, Toelatingsnummer 6483 N. Daaruit blijkt immers
dat Roundup o.m. gebruikt mag worden in de teelt van graangewassen en droog te
oogsten erwten en bonen, mits toegepast kort voor de oogst op een afgerijpt
gewas.
- het CTB verzuimde
tijdig de aanbeveling te schrappen in de Toelatingsbeschikking Roundup om het
middel voor toepassing op onbeteelde terreinen te
mengen met simazin. Dit gebeurde pas lang nadat het
gebruik van simazin op onbeteelde
terreinen i.v.m. schade aan het milieu niet meer was toegestaan en geruime tijd
nadat Natuurverrijking de Minister op de onjuistheid attent gemaakt had.
Een attente lezer
van de reactie van het CTB zal meerdere onjuistheden en speculatieve
opmerkingen ten gunste van Monsanto kunnen opmerken, zoals de onvolledige
opgave van residutoleranties, de opgave van de hoeveelheid N-nitrosoglyfosaat
in g/l i.p.v. mg/l (0,36g/l lijkt minder dan 360mg/l), het voorbijgaan aan het
feit dat N-nitrosoglyfosaat ook in de maag gevormd
kan worden.
Uiteraard heeft
Natuurverrijking schriftelijk bij de Minister gereageerd op de reactie van het
CTB en gebruik gemaakt van de mogelijkheid toelichting te geven bij de
hoorzitting d.d. 23-9-1996. Monsanto achtte het niet nodig bij de behandeling
aanwezig te zijn. Het bedrijf meende kennelijk door de Nederlandse overheid al
voldoende vertegenwoordigd te worden.
In 1997 ontving
Natuurverrijking de beslissing op het bezwaarschrift van de Minister.
Uit de uitspraak
blijkt dat Natuurverrijking op diverse punten beter op de hoogte is dan het
CTB, de instantie die over het al dan niet toelaten van bestrijdingsmiddelen
beslist in ons land. De Minister erkent bijvoorbeeld dat de aanbeveling in de
gebruiksaanwijzing van Roundup het middel te gebruiken in combinatie met simazin onjuist is. Ook blijkt uit de uitspraak dat
1,4-dioxaan in Roundup voorkomt, zoals Natuurverrijking in tegenstelling tot
het CTB beweerde.
Gelet op het
bovenstaande is het verbazend dat desondanks het bezwaar van Natuurverrijking
ongegrond werd verklaard.
Hoewel niet naar
voren gebracht bij de behandeling werd de afwijzing gebaseerd op "het oude
recht" en meende de Minister o.m. dat de aanvraag tot verlenging van de
toelating niet getoetst dient te worden aan de in de wet genoemde criteria inzake uitspoeling naar het grondwater en persistentie in de
bodem.
MINISTERIE VAN
LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ:
PLANTENZIEKTENKUNDIGE
DIENST
De informatie die
de Plantenziektekundige Dienst verstrekt beperkt zich beslist niet tot het
geven van informatie m.b.t. de behandeling van plantenziekten, zoals de naam
van de tot het Ministerie van LNV behorende Dienst zou doen vermoeden. Al vele
jaren adviseert de Dienst o.a. particulieren en gemeenten m.b.t. risico's en
neveneffecten van bestrijdingsmiddelen. Samengevat kan over deze
"voorlichting" gezegd worden dat de volgens deze overheidsinstantie
toegelaten bestrijdingsmiddelen, bij voorgeschreven gebruik, geen gevaar
opleveren en geen schadelijke nevenwerkingen zullen optreden. Concrete voorbeelden
van misleidende en onjuiste informatie die door de Plantenziektekundige Dienst
en Landbouwvoorlichtingsdiensten worden gegeven zijn opgenomen in "Naar
Natuurrijk Groen" derde druk 1993.
In 1997 werd
Natuurverrijking geconfronteerd met de Plantenziektekundige Dienst, doordat bij
de Reclame Code Commissie bezwaar was gemaakt tegen de vermelding
"biologisch afbreekbaar" die Monsanto gebruikt in reclame voor
Roundup en op verpakkingen. De Reclame Code Commissie besliste dat deze milieuclaim
in strijd is met de Milieureclamecode en beval Monsanto aan zich voortaan te
onthouden van een dergelijke wijze van reclame maken (dossier 97.0173, d.d. 24
juli 1997). Monsanto tekende beroep aan tegen deze beslissing, verzocht om
uitstel van de behandeling van de zaak en gaf intussen de Plantenziektekundige
Dienst opdracht na te gaan in hoeverre glyfosaat biologisch afbreekbaar is in
het milieu.
Deze opdracht leidde
tot het volgende rapport:
"Biologische
afbreekbaarheid van GLYFOSAAT"
Auteur: Ir.Ing. W.W.M. Brouwer
Plantenziektekundige
Dienst
Afdeling Fytofarmacie
Tel: 0317-496865
11 september 1997
In het rapport
speelt de DT-50, het aantal dagen dat nodig is om de helft van de stof te laten
afbreken, een belangrijke rol. De eindconclusie luidt: "Glyfosaat is in
bodem, bodemgrond suspensies en watersedimentsystemen
"goed biologisch afbreekbaar".
Tijdens de
behandeling bij het College van Beroep, d.d. 23 oktober 1997, bracht auteur
dezes, namens Natuur en Milieu, VPRO en Natuurverrijking, o.m. gedocumenteerd
het volgende naar voren:
"In het
verleden werden vanuit de Plantenziektekundige Dienst bestrijdingsmiddelen
"veilig" en "niet giftig" genoemd op basis van LD-50
waarden: de hoeveelheid van een stof waarbij de helft van het aantal
proefdieren sterft. Proefdieren met ernstige afwijkingen, die tijdens de proef
nog juist in leven gebleven zijn hebben geen enkele invloed op de hoogte van de
LD-50 waarde. De DT-50 waarde zegt slechts iets over de tijd die nodig is voor 50% afbraak. De
waarde zegt niets over verontreinigingen in het middel, de vorming van
grondgebonden residu, vorming van metabolieten, residuen in planten.
Gememoreerd werd dat vertegenwoordigers van Monsanto bij de behandeling van de
milieuclaim bij de Code Commissie d.d. 23 juni 1997 erkenden dat met Roundup
bespoten plantendelen zelfs nog een plantendodende werking hebben.
De consument
verwacht van een biologisch afbreekbaar product geen residuen in gewassen,
bodem, water en milieu."
Monsanto liet zich
bij het College van Beroep vertegenwoordigen door Mr. J.C.H. van Manen, van
"De Brauw Blackstone
Westbroek", advocaten & notarissen te Den Haag. De heer van Manen wees
o.m. op de onafhankelijkheid en gerenommeerdheid van de Plantenziektekundige
Dienst en het feit dat de Reclame Code Commissie in haar uitspraak van 22
augustus 1996 (dossier 96.9243) geoordeeld heeft dat de aanduiding
"biologisch afbreekbaar" in de reclame voor Roundup toelaatbaar is en
een klacht ter zake werd afgewezen.
Het College van
Beroep legde in haar uitspraak het rapport van de "gerenommeerde en
onafhankelijke" Plantenziektekundige Dienst met als eindconclusie dat
glyfosaat "goed biologisch afbreekbaar" is, kennelijk naast zich
neer.
25 november 1997
(dossier 954/97.0173) bevestigde het College van Beroep de beslissing van de Reclame Code
Commissie (dossier 97.0173):
"Daargelaten
de wetenschappelijke juistheid van Monsanto's
stelling dat glyfosaat (goed) biologisch afbreekbaar is, vast staat dat de
daarvoor in de wetenschap gehanteerde (DT-50) waarde, waarmee de afbraaksnelheid
wordt aangeduid,het aantal dagen dat nodig is om 50
procent van het glyfosaat af te breken. Dat laat derhalve
onverlet dat er residuen in de bodem achterblijven. De milieuclaim
"biologisch afbreekbaar" is gelet op de betekenis die Monsanto daar
in de reclameuiting zelf aan geeft: "geen resten
in de bodem" derhalve onjuist en misleidend en in
strijd met de artikelen 2 en 3 van de Milieureclamecode."
In "Naar
Natuurrijk Groen" (1993) staat letterlijk: "Medewerkers van
Plantenziektekundige Dienst, Consulentschappen e.d. zullen in de negentiger jaren hun informatie over de effecten van
bestrijdingsmiddelen drastisch moeten aanpassen als zij hun geloofwaardigheid
niet geheel willen verliezen."
Gelukkig heeft de
Reclame Code Commissie zich niet laten misleiden door de Plantenziektekundige
Dienst. Anno 1998 moet geconstateerd worden dat het erop lijkt dat de Dienst
van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij nog steeds verder
werkt aan het verliezen van geloofwaardigheid. Kennelijk loont het geven van
misleidende, voor gifproducenten gunstige informatie. Aanwijzingen dat er nu
eindelijk eens drastische maatregelen genomen zullen worden heeft
Natuurverrijking helaas niet.
ALGEMENE
INSPECTIEDIENST
Onder
verantwoordelijkheid van de Minister van Landbouw (LNV) valt ook de Algemene
Inspectiedienst (AID). Deze instantie is belast met toezicht/controle op de
naleving van de bestrijdingsmiddelenwetgeving.
De
uitspraak van de Reclame Code Commissie dat het misleidend is Roundup
"biologisch afbreekbaar" te noemen zou ook gevolgen moeten hebben
voor de verpakking van een aantal Roundupproducten. Ieder die een tuincentrum bezoekt waar
Roundup verkocht wordt, kan constateren dat op de voorzijde van de verpakking
van "Roundup ready to use"
en "Roundup huis en tuin" met grote letters staat: "BIOLOGISCH
AFBREEKBAAR"
Artikel 13 van de
"Beschikking samenstelling, indeling, verpakking en etikettering
bestrijdingsmiddelen" van de Bestrijdingsmiddelenwet luidt:
"Op, aan of
bij de verpakking mogen geen aanduidingen en vermeldingen voorkomen, welke een
onjuiste of misleidende indruk kunnen wekken omtrent
de aard, de samenstelling, de toepassingsmogelijkheden of de schadelijkheid van
het bestrijdingsmiddel."
Van het feit dat de
AID in gebreke blijft maatregelen te nemen tegen de
vermelding "biologisch afbreekbaar" op de verpakking wordt in de
reclame voor Roundup gebruik gemaakt: in de tekst van reclamefolders voor
Roundup, die in 1998 verschenen, wordt niet meer vermeld dat het middel
"biologisch afbreekbaar" is, maar wel worden verpakkingen getoond
waarop heel duidelijk te lezen is "biologisch afbreekbaar".
Volgens de
Bestrijdingsmiddelenwet moeten de voorgeschreven aanduidingen en vermeldingen
aan de voorzijde van de verpakking staan (art. 10. lid
3. van "Beschikking samenstelling, indeling, verpakking en etikettering
bestrijdingsmiddelen")
Ieder die
verpakkingen van bestrijdingsmiddelen in supermarkten, dierenwinkels of
tuincentra bekijkt kan constateren dat de AID het gifproducenten niet lastig
wil maken: zelden zijn de voorgeschreven vermeldingen aan de voorkant te lezen.
Natuurverrijking
heeft herhaaldelijk moeten constateren dat medewerkers van de AID geen
proces-verbaal willen opmaken als duidelijk aangetoond wordt dat Roundup in
strijd met de voor het middel geldende wettelijke bepalingen is toegepast,
zoals:
- het middel is
buiten het te behandelen perceel terecht gekomen
- een (sloot)talud
is bespoten
- tijdens de
toepassing werden geen handschoenen en/of geen beschermingsmiddel voor de ogen gedragen
Voorjaar 1998
bijvoorbeeld schakelde een inwoner van .... de AID in,
omdat vele planten in de tuin gedood waren door Roundup-gebruik
van een buurman. Hoewel, gezien de plantensterfte rondom het te behandelen
perceel, heel duidelijk was dat wel heel erg kwistig, onzorgvuldig en op
onwettige wijze met Roundup gespoten was maakte de AID geen proces verbaal op.
De schade moest maar onderling geregeld worden.
Natuurverrijking
meent dat een dergelijke aanpak van de AID het onzorgvuldig gebruik van
bestrijdingsmiddelen bevordert. De politie kan toch ook geen dronken
bestuurders of misdadigers vrijuit laten gaan als de schade maar vergoed wordt!
Wettelijke
voorschriften m.b.t. verpakking en gebruik dienen te worden opgevolgd en
onwettig gebruik van gif dient bestraft te worden. Helaas moet herhaaldelijk
geconstateerd worden dat de AID in deze taak ernstig tekort schiet.
MINISTERIE VAN
VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN en SPORT
Het Ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (WVC) is, in overleg met het Ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (LNV), verantwoordelijk voor het vaststellen
van de hoeveelheden gif die maximaal in ons voedsel aanwezig mogen zijn: de
residutoleranties. Deze toleranties zijn vastgelegd in de Regeling residuen van
bestrijdingsmiddelen van de Bestrijdingsmiddelenwet.
In vele publicaties
van de overheid (waaronder het Meerjarenplan Gewasbescherming,
Regeringsbeslissing) betreffende de vaststelling van residutoleranties komen met name de volgende punten naar voren:
Uitgangspunten zijn
goed landbouwkundig gebruik en een adequate bescherming van de volksgezondheid.
Een norm mag nooit
hoger uitvallen dan uit oogpunt van volksgezondheid nog acceptabel is. De
aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) van elk bestrijdingsmiddel via het totale
pakket levensmiddelen mag niet worden overschreden.
Genotoxische en carcinogene
stoffen worden niet toegelaten.
Uit proeven die
rekening houden met het principe van "goed landbouwkundig gebruik"
blijkt veelal dat de normen lager gesteld kunnen worden dan noodzakelijk is
voor de volksgezondheid. Het residubeleid is gebaseerd op het bewaken en
beheersen en zover mogelijk terugdringen van residuniveaus in agrarische
producten en voedingsmiddelen.
Onderzoek naar de
residuen van bestrijdingsmiddelen in voedsel en goede objectieve voorlichting
moeten ervoor zorgen om het vertrouwen van consumenten in de veiligheid van het
voedsel te behouden.
De door de overheid
naar buiten gebrachte informatie over het residubeleid klinkt goed. Jaarlijks
worden miljoenen besteed om de hierboven kort geschetste boodschap uit te
dragen aan een zo breed mogelijk publiek. In 1992 werd zelfs het
Kwaliteitsprogramma Agrarische Producten (DLO-Rijks-Kwaliteitsinstituut
voor land- en tuinbouwproducten, RIKILT-DLO, Wageningen) opgericht met als doel
het imago van het agrarisch product te ondersteunen.
Is de door de
overheid gegeven informatie echter wel objectief en juist? Daartoe relateren we de uitgangspunten
van de overheid m.b.t. het residubeleid aan Roundup met als actieve stof
glyfosaat:
De theorie:
"Goed
landbouwkundig gebruik" leidt in de praktijk veelal tot normen die lager
gesteld kunnen worden dan noodzakelijk is voor de volksgezondheid. Het
residubeleid is gebaseerd op het bewaken en beheersen en zo ver mogelijk terugdringen
van residuniveaus in agrarische producten en voedingsmiddelen.
De Roundup-praktijk:
In 1982 was volgens
Art. 1. van de Residubeschikking de uit oogpunt van
volksgezondheid hoogst toelaatbare hoeveelheid glyfosaat in een kilo voedsel
maximaal 0,05mg, daaronder begrepen giftige omzettingsproducten (metabolieten).
In 1984 werd Art.
1. van de Residubeschikking gewijzigd. Vanaf dat jaar
worden volgens dit artikel de uit oogpunt van volksgezondheid en goed
landbouwkundig gebruik toelaatbare hoeveelheid van bestrijdingsmiddelen in
voedsel bepaald: de eerste verhoging van het residu glyfosaat is een feit. In
granen, waarvoor het middel inmiddels werd toegelaten, mag tot 5 mg per kilo
aanwezig zijn; voor giftige omzettingsproducten van glyfosaat geldt sinds 1984
geen limiet meer.
Opvallend is dat
deze verhonderdvoudiging van de toegestane hoeveelheid glyfosaat in granen tot
stand kwam op een moment waarop in de Verenigde Staten een van de grootste
laboratoria ter wereld, Industrial Bio-Test Laboratory (IBT), werd gesloten wegens fraude. Vele
"resultaten" van proeven bleken te zijn verzonnen. De rapporten van
25.000 studies, waaronder in opdracht van Monsanto verricht onderzoek van
glyfosaat die ook in ons land een rol speelden, bleken onbetrouwbaar.
In 1985 volgde
opnieuw een aantal verhogingen van het residu. Kennelijk als gevolg van
"goed landbouwkundig gebruik" van Roundup (de toelating van Roundup
werd uitgebreid: -in afgerijpte gewassen van gerst,
haver en tarwe kort voor de oogst) worden de maximale residuen voor gerst 20
mg, haver 10 mg en tarwe 5 mg. Voor alle overige voedingsmiddelen blijft het
maximale residu 0.05 mg per kilo.
In 1992 werden de
maximale hoeveelheden glyfosaat in rogge en triticale
verhoogd tot 10 mg per kilo.
In 1994 volgden opnieuw
aanzienlijke verhogingen van de toegestane residuen van glyfosaat. De
Residubeschikking vermeldt sinds dat jaar als toegelaten max.
residu (mg/kg) glyfosaat:
wilde paddenstoelen 50
lijnzaad 10
kool- en raapzaad 10
tarwe, rogge en triticale 5
gerst en haver 20
varkensnier
0,5
runder-, geite- en schapenieren 2
overige 0,1
Vanaf 1996 wordt in
sojabonen 20 mg/kg glyfosaat toegestaan.
Bovenstaande
gegevens maken duidelijk dat ons voedsel als gevolg van "goed
landbouwkundig gebruik" van onze overheid steeds meer glyfosaat mag
bevatten. Omdat wilde paddenstoelen nimmer bespoten zullen worden is het feit
dat zelfs voor consumptie bestemde paddenstoelen hoge residuen glyfosaat kunnen
bevatten zeer zorgwekkend: het geeft immers een indicatie dat als gevolg van
agrarische toepassing van glyfosaat ons totale milieu, inclusief de
paddenstoelen, met glyfosaat is verontreinigd.
Met de ontwikkeling
van meer glyfosaat resistente gewassen zal het gebruik
van glyfosaat toenemen en zijn veel meer verhogingen van residuen van glyfosaat
in ons voedsel te verwachten.
Zorgwekkend is
eveneens het feit dat glyfosaat gezien de toegestane gehalten in nieren
kennelijk in nieren van betrekkelijk kort levende dieren wordt aangetroffen. In
dierproeven veroorzaakte dagelijkse toediening van 10 mg glyfosaat per kilo rat
nog juist geen nierafwijkingen. Wij hopen echter langer te leven dan
proefdieren. Nierproblemen als gevolg van onopgemerkt contact met glyfosaat kan
niet uitgesloten worden.
Tenslotte dient
benadrukt te worden dat dit onderdeel over de verhogingen van residuen van
glyfosaat in ons voedsel in de afgelopen jaren slechts een voorbeeld is: onze
overheid staat van veel meer giffen steeds hogere residuen in ons voedsel toe.
De theorie:
De
aanvaardbare dagelijkse inname (ADI) van elk bestrijdingsmiddel via het totale
pakket levensmiddelen mag niet worden overschreden.
De Roundup-praktijk:
In de eerste plaats
dient opgemerkt te worden dat het bijna onmogelijk is van de overheid gegevens
te krijgen betreffende de toxiciteit van bestrijdingsmiddelen. Van de begin negentiger jaren in het Meerjarenplan
Gewasbescherming (blz. 98) aangekondigde openbaarmaking van evaluaties omtrent humane toxicologie voor middelen die worden
toegelaten is niets terecht gekomen.
De geheimhouding
gaat zelfs zo ver dat de door onze overheid gehanteerde ADI-waarden
zelfs niet openbaar gemaakt worden. Vergelijking van ADI-waarden
met de in ons voedsel toegestane residuen is dus meestal niet mogelijk.
De beslissing van
de Minister op het bezwaarschrift van Natuurverrijking tegen de toelating van
Roundup, d.d. 31 december 1996, verschafte onverwacht enige duidelijkheid:
"Uw stelling
dat de ADI van glyfosaat wordt overschreden gaat eraan voorbij dat u uitgaat
van een andere ADI dan de ADI die het CTB heeft gehanteerd ten tijde van de
besluitvorming over de onderhavige verlenging van de toelating van Roundup. Uit
de verschafte toxiciteitsonderzoekingen, waarop het
RIVM in 1983 een evaluatie van glyfosaat heeft gebaseerd, is de door het CTB
gehanteerde ADI gebaseerd. In chronisch onderzoek bij ratten kan 10 mg/kg lg als de "No-Effect Level" (NOEL) worden beschouwd. Hierop gebaseerd is met
een veiligheidsfactor van 100 een ADI berekend van 0,1 mg/kg lg."
Deze ADI-waarde maakt echter duidelijk dat onze overheid wel erg
hoge hoeveelheden glyfosaat in ons voedsel toestaat en overschrijding van de
door onze overheid gehanteerde ADI zeker niet denkbeeldig is: Een vijftig kilo
wegend persoon mag per dag maximaal 50x0,1 mg glyfosaat = 5 mg glyfosaat
opnemen. Een ons wilde paddenstoelen mag al 5 mg glyfosaat bevatten. Dit
voorbeeld geeft aan dat paddenstoelen die een toegestane hoeveelheid glyfosaat
bevatten uit oogpunt van gezondheid eigenlijk niet geconsumeerd zouden mogen
worden. Daarbij komt dat met name soja, granen en
brood eveneens hoge residuen glyfosaat mogen bevatten. Een ons havermout
bijvoorbeeld mag tot 2 mg glyfosaat bevatten. 2 mg is 20x de ADI. Als een kind
dat minder dan 20 kilo weegt dus een ons havermout zou eten dat de toegestane
hoeveelheid glyfosaat bevat wordt de ADI al overschreden.
De in ons voedsel
toegestane hoeveelheden glyfosaat zijn erg hoog, vooral als we bedenken dat het
gif in het dagelijks leven ook langs andere wegen in ons lichaam kan geraken:
door onbewust en ongewenst contact met door anderen gespoten glyfosaat, of
contact met zelf toegepast gif.
Behalve glyfosaat
mogen er residuen van honderden giffen in ons voedsel zitten. Van veel stoffen
zijn de toegestane hoeveelheden in voedsel zeer hoog.
Eén enkel
voorbeeld: De ADI van het in diverse landen als kankerverwekkend beschouwde
herbicide amitrol is 0,00003 mg/kg. Alle voedsel dat
per kilo maximaal 0,05 mg amitrol bevat, voldoet aan
de wettelijke norm. Op een dag zou een honderd kilo wegend persoon maximaal 100
x 0,00003 mg = 0,003 mg amitrol op mogen nemen.
Eén ons eten of
drinken mag wettelijk maximaal 0,05 mg : 10 = 0,005 mg
amitrol bevatten. Dat is al bijna twee keer zoveel
als een honderd kilo wegend persoon zou mogen opnemen. Onze overheid zegt in
haar geruststellende geschriften vaak dat uitgegaan wordt van een gemiddeld
dieet. Volgens dat dieet mogen we kennelijk maar enkele tientallen grammen eten
en drinken per dag!
Dat in ons voedsel
veel te hoge hoeveelheden gif mag bevatten wordt bevestigd in rapporten van de
Vrije Universiteit Amsterdam en de Rijksuniversiteit Groningen. Beide
universiteiten onderzochten de residuproblematiek naar aanleiding van vragen
van Natuurverrijking:
In "Bestrijdingsmiddelen,
Gebruik en Risico's", R.C.M. van Arendonk en
C.L. Vermeer, Wetenschapswinkel Vrije Universiteit Amsterdam wordt gesteld dat
een kind van 20 kilogram dagelijks een appel eet van 200 gram. Vervolgens wordt
berekend hoeveel dat kind volgens de ADI-waarde maximaal
zou mogen opnemen. Bij een willekeurige selectie van 15 bestrijdingsmiddelen
blijkt dat er 8 een residutolerantiegrens hebben, waarbij de ADI-waarde voor het kind wordt overschreden. Het rapport
(1990) vermeldt dat de huidige residutolerantiegrenzen van een aantal middelen
geen veiligheid voor de consument bieden en zo spoedig mogelijk aangescherpt
moeten worden.
In december 1994
verscheen Biologiewinkelrapport 38 van de Rijksuniversiteit Groningen:
"Bestrijdingsmiddelen in voedsel en de gezondheidsrisico's voor
kinderen", van A. de Vries, A.F. Bos en J.A.A. Swart. De samenvatting van
dit rapport vermeldt letterlijk:
"De
slotconclusie luidt dat de Nederlandse overheid residutoleranties vaststelt die
de algemeen erkende ADI-normen vele malen kunnen overschrijden.
Dit wijst op een inconsequent beleid. Daarnaast is de kans op overschrijdingen
groter bij de jongste kinderen. De Nederlandse regering wordt daarom dringend
verzocht om in navolging van Amerika de normstelling voor het residuenbeleid
zodanig aan te passen dat er meer rekening wordt gehouden met de extra
gezondheidsrisico's voor kinderen."
De theorie:
Genotoxische en carcinogene bestrijdingsmiddelen
worden niet toegelaten.
De Roundup-praktijk:
Zoals eerder
aangegeven zijn er wel degelijk onderzoekingen bekend die wijzen op
kankerverwekkende en genotoxische eigenschappen van
glyfosaat, in Roundup voorkomende stoffen en omzettingsproducten van het
middel. In de praktijk blijkt het herhaaldelijk zeer lang te duren voordat een
eenmaal toegelaten middel als kankerverwekkend wordt beschouwd. Overigens
worden in ons voedsel residuen van veel verschillende giffen toegestaan die
wereldwijd als kankerverwekkend worden beschouwd.
Verder is onderzoek
bekend waaruit blijkt dat het middel een nadelige invloed heeft op de kwaliteit
van mannelijk zaad. In Denemarken keerde een verzekeringsmaatschappij een hoog
bedrag uit, omdat als bewezen werd beschouwd dat Roundup abortus opgewekt had.
De theorie:
Onderzoek
naar de aanwezigheid van residuen van bestrijdingsmiddelen in voedsel en
objectieve voorlichting moeten ervoor zorgen om het vertrouwen van consumenten
in de veiligheid van het voedsel te behouden.
De Roundup-praktijk:
Onderzoek naar
residuen van bestrijdingsmiddelen in voedsel wordt door Keuringsdiensten van
Waren uitgevoerd. Het is de specialisatie van de Amsterdamse dienst. Onderzoek
naar residuen van glyfosaat is moeilijk en kostbaar en wordt slechts zeer
zelden uitgevoerd. In 1996 gaf de Amsterdamse dienst extra aandacht aan
glyfosaat. Het Jaarverslag 1996 van de Keuringsdienst van Waren Amsterdam
vermeldt daarover het volgende:
"Glyfosaat
wordt vooral bij de teelt van graan als onkruidbestrijdingsmiddel gebruikt.
Hierbij kan het middel in het gewas terecht komen. Omdat dit geen gevaar voor
de gezondheid oplevert, is het toegelaten gehalte vrij hoog in vergelijking met
de meeste bestrijdingsmiddelen. In de onderzochte monsters werd het middel
echter niet aangetroffen."
De Keuringsdienst
heeft kennelijk monsters onderzocht waarbij het middel niet werd gebruikt. Als
Roundup kort voor de oogst op een afgerijpt gewas wordt gespoten, zoals
wettelijk is voorgeschreven in de toelatingsbeschikking, is het bijna
onmogelijk dat er geen aantoonbare residuen in het graan aanwezig zijn. Kun je
van een Keuringsdienst wel een serieus onderzoek verwachten, als bij voorbaat
al gesteld wordt dat het middel geen gevaar voor de gezondheid oplevert?
"Deskundigen"
van de overheid stellen veelal dat residuen in verwerkte eindproducten zoals
brood door de bewerking veel lager zijn. Hierover bevat genoemd jaarverslag een
interessant detail:
"Verder is nog
gewerkt aan het ontwikkelen van de bepaling van residuen van glyfosaat in
meel."
Hieruit blijkt
residuen van glyfosaat al vele jaren in meel konden voorkomen, zonder dat
detectie mogelijk was.
Diverse malen heeft
Natuurverrijking de Minister van Volksgezondheid (WVC) dringend verzocht tenminste te erkennen dat de maximaal toegestane residuen
van veel bestrijdingsmiddelen in ons voedsel te hoog zijn, zodat een klimaat
geschapen wordt, waarin het mogelijk is een groot aantal residutoleranties
drastisch te verlagen.
De zeer trage
reacties vanuit het Ministerie zijn nauwelijks serieus te noemen. Op
voorbeeldberekeningen van Natuurverrijking wordt in het geheel niet ingegaan.
Het rapport van de Rijksuniversiteit Groningen zou de toets der
wetenschappelijke kritiek niet kunnen doorstaan.
De Staatssecretaris
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Erica Terpstra, stelt d.d. 25 juni 1996
zelfs letterlijk in haar schrijven aan
Natuurverrijking:
"Het is
overigens een misverstand te denken dat verlaging van toleranties op zich de
volksgezondheid zou dienen."
Natuurverrijking
spreekt de hoop uit dat politici die verantwoordelijk zijn voor het voorkomen
van gif in ons eten en drinken daarvoor in de toekomst verantwoordelijk gesteld
zullen worden.
MINISTERIE van VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING en
MILIEUBEHEER
Bij de
totstandkoming van het Meerjarenplan Gewasbescherming (1991) speelden
medewerkers van het Ministerie van Milieubeheer een belangrijke rol. Volgens
het Meerjarenplan zijn veel toegelaten middelen te schadelijk voor het milieu. Toegelaten middelen vergiftigen het grondwater, blijven te lang in
de bodem achter, en/of zijn te schadelijk voor organismen in het water. In
het plan kondigt de regering aan dat tenminste 142
bestrijdingsmiddelen (glyfosaat was in 1991 nog niet beoordeeld), die voorkomen
in duizenden handelsproducten, zo spoedig mogelijk, voor 1995, of in elk geval
voor het jaar 2000 verboden zullen zijn.
Vanuit het
Ministerie van Milieu (VROM) hebben producenten van bestrijdingsmiddelen de
laatste jaren weinig meer te duchten. Van de in 1991 aangekondigde plannen komt
vrijwel niets terecht. Er is volstrekt onvoldoende bereikt. De
milieuorganisaties hebben daarom de buik vol van gif.
Over het falende
milieubeleid van onze overheid is veel meer te lezen in het rapport "De
buik vol van gif", een tussentijdse evaluatie van het Meerjarenplan-Gewasbescherming door samenwerkende
milieuorganisaties, 1996.
Wie wil weten welke
toegelaten bestrijdingsmiddelen door onze overheid als te schadelijk voor het
milieu beoordeeld worden, kan daarover lezen in "Bestrijdingsmiddelen
Wijzer", een uitgave van Natuurverrijking.
Natuurverrijking
maakte in 1997 bij Minister De Boer van VROM bezwaar tegen het voornemen
vergunning te verlenen voor veldproeven met genetisch gemodificeerde glyfosaatresistente suikerbietplanten.
Uiteraard neemt het gebruik van glyfosaat gigantisch toe bij de teelt van
glyfosaat ongevoelig gemaakte planten. Daarom worden dit soort planten ook door
Monsanto ontwikkeld.
Bij de beslissing
over het bezwaar van Natuurverrijking tegen het verlengen van de toelating van
Roundup bleek dat het middel nog niet getoetst is aan de huidige
milieutoelatingseisen. Vanuit milieuoverwegingen zou het alleszins redelijk
zijn als glyfosaat tenminste eerst aan deze
milieutoelatingseisen getoetst zou worden, alvorens proeven toe te staan die
weer tot een groter gebruik van het middel zullen leiden.
Als voorbeeld van
een bezwaarschrift van Natuurverrijking is het bij Minister De Boer ingediende
bezwaar als bijlage in deze uitgave opgenomen.
Er bleken in totaal
drie bezwaarschriften te zijn ingediend. Door mevrouw L. Eijsten
met de heer J. van der Meulen, door een partij die anoniem wenst te blijven en
door Natuurverrijking.
Volgens de Minister
bevatten de ingebrachte commentaren en bedenkingen geen inhoudelijke argumenten
op grond waarvan tot een andere afweging met betrekking tot de onderhavige
vergunningverlening moet worden gekomen. Natuurverrijking werd zelfs niet eens
in de gelegenheid gesteld de bezwaren nader toe te lichten.
Ook de Minister van
Milieu (VROM) zet het licht dus weer verder op groen voor glyfosaat, terwijl
het middel nog niet eens aan de milieucriteria getoetst is.
In 1998 werden bij
VROM door diverse bedrijven opnieuw vergunningen aangevraagd voor proeven en
werkzaamheden met onder meer genetisch gemodificeerde glyfosaatresistente suikerbieten. Door mevrouw L. Eijsten en J. van der Meulen, twee zeer actieve, voor
ieders gezondheid wakende Amsterdammers, zijn inmiddels
diverse bezwaarschriften ingediend.
Natuurverrijking
was dit keer niet op tijd op de hoogte van deze aanvragen voor vergunningen in
april 1998, om nog bezwaar te kunnen aantekenen.
Door het geven van
vergunning voor proeven met genetisch gemanipuleerde glyfosaatongevoelig
gemaakte gewassen zal het gebruik van glyfosaat in de toekomst nog meer
toenemen.
Natuurverrijking
vreest dat glyfosaat het DDT van de 21-ste eeuw zal worden:
- evenals met DDT
het geval was, worden jaarlijks wereldwijd vele miljoenen kilo's van het middel
in het milieu gebracht door agrariërs, overheden en particulieren.
- zoals DDT-ongevoelige insecten zijn ontstaan ontwikkelen zich
momenteel glyfosaat-ongevoelige planten.
- evenals bij DDT
het geval was (en is) worden resten van glyfosaat, omzettingsproducten en
verontreinigingen van het middel wereldwijd op veel plaatsen in het milieu, in
planten en dieren aangetroffen. Onderzoek van menselijke nieren naar residuen
van glyfosaat zal naar verwachting deze verontreiniging ook aantonen.
- evenals bij DDT
het geval was, wordt er over glyfosaat veel misleidende voorlichting gegeven,
door zowel fabrikanten als overheden.
- evenals de toepassers van DDT in het verleden, denken veel gebruikers
van glyfosaat dat het middel vrijwel geen nadelen heeft of zelfs
milieuvriendelijk is.
GEMEENTEN
Vanuit het
Ministerie van Milieu werd in het verleden aangedrongen op een verbod van het
gebruik van bestrijdingsmiddelen op openbaar toegankelijke plaatsen. Hogere
overheden staan het gebruik van glyfosaat en een aantal andere
bestrijdingsmiddelen op bestrating en in plantsoenen echter nog steeds toe. Bij
de toepassing van bestrijdingsmiddelen op deze plaatsen is het nooit uit te
sluiten dat mensen en (huis)dieren onwetend en ongewenst met het gif in
aanraking komen en daardoor nadelige gevolgen ondervinden. Al in 1984 ontvingen
alle gemeentebesturen in Nederland daarover een waarschuwend schrijven van de
Inspectie van Volksgezondheid voor de Hygiëne van het Milieu.
Zo lang op straat
en in plantsoenen gespoten wordt, zullen incidenten blijven voorkomen. Na
toepassing van glyfosaat is het bekend dat huidirritaties kunnen optreden.
Ook huisdieren
worden slachtoffer van bespuitingen. Vaak worden vergiftigingen niet als
zodanig herkend, of is het bewijs van vergiftiging moeilijk te leveren.
Uiteraard kan een
gemeente aansprakelijk gesteld worden voor vergiftigingen na een bespuiting. In
1997 werd de gemeente Heemskerk aansprakelijk gesteld voor de vergiftiging van
een hond. Opmerkelijk was de reactie van de verzekeringsmaatschappij van de
gemeente: AOG (Aansprakelijkheids-Onderlinge van
Gemeenten). De AOG schrijft letterlijk aan de eigenaar van de hond:
"Niet valt in
te zien waarom de gemeente aansprakelijk is aangezien schade voorkomen kan
worden indien u met uw hond naar die plaatsen gaat waar niet gespoten wordt. Onzes inziens heeft u derhalve
onvoldoende op de situatie geanticipeerd."
Dat we, zoals de
verzekering stelt, dus in feite niet mogen komen waar gespoten is weten maar
weinig mensen. Natuurverrijking meent dat gemeenten de plicht hebben tenminste zeer duidelijk aan te geven wanneer en waar
gespoten wordt/ zal worden; een aanbeveling overigens die alle gemeentebesturen
in 1984 al ontvingen in genoemd schrijven van de Inspecteur van
Volksgezondheid.
Zoals logischer
wijze te verwachten en inmiddels steeds vaker ook
aangetoond is, heeft het spuiten van gif op straat, na een regenbui, ernstige
verontreiniging van het oppervlaktewater tot gevolg. Steeds vaker wordt
glyfosaat en het omzettingsproduct AMPA in het oppervlaktewater aangetoond.
Vooral nadat dit effect van diuron bekend werd gingen
diverse gemeenten over op het gebruik van glyfosaat. Volgens de laatste
gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (over 1995) is glyfosaat
met 15.686 kilo het door overheidsinstellingen meest gebruikte middel.
Naast eerder
aangegeven problemen voor gezondheid, natuur en milieu van het spuiten met
glyfosaat, zullen ook veel bomen door dit gifgebruik sterven. In verband met de
werking van het gif via de bodem waarschuwt de Deense overheid het middel niet
te gebruiken onder naaldbomen, berken, els, iep, lijsterbes, sering en
meidoorn.
Natuurverrijking
dringt er sinds 1983 bij gemeentebesturen op aan het gebruik van
bestrijdingsmiddelen in de woonomgeving te beëindigen en het openbaar groen
zodanig te onderhouden dat de bewoners van 1 januari tot en met 31 december een
zo groot mogelijke variatie planten en dieren kunnen waarnemen en ervan
genieten. Alle Nederlandse gemeenten ontvingen de afgelopen jaren onder meer de
boekjes: "Naar Natuurrijk Groen", "Bestrijdingsmiddelen
Wijzer", "Round-up Glyfosaat"
en "Groene Gemeenten". Laatst genoemde uitgave bevat
samenvattingen van ervaringen in twintig gemeenten en een provincie met gifvrij
onderhoud. Gelukkig zijn er veel meer dan 20 gemeenten die aantonen dat groen
en bestrating zonder glyfosaat en ander gif onderhouden kunnen worden. Deze
gemeenten staan op de "Groene Lijst". De negende versie -1996- van deze Lijst bevatte 190 namen. Intussen is er
ieder jaar een nieuwe lijst beschikbaar.
Het komt wel voor
dat een gemeente, na een aantal jaren geen gif gebruikt te hebben, weer opnieuw
gaat spuiten. Gezien informatie van bijvoorbeeld de Plantenziektekundige Dienst
over bijvoorbeeld vermeende biologische afbreekbaarheid is dat niet eens zo
verwonderlijk. Als een gemeente weer tot spuiten over gaat krijgt dat erg veel
publiciteit. De "giflobby" grijpt zo'n
situatie aan om uitvoerig en in zo veel mogelijk artikelen te stellen dat het
beslist noodzakelijk is bestrijdingsmiddelen te gebruiken.
Het aantal
gemeenten dat (vrijwel) geen bestrijdingsmiddelen gebruikt neemt echter
voortdurend toe. In steeds meer gemeenten loopt men minder risico met glyfosaat
en andere bestrijdingsmiddelen in aanraking te komen; gemeenten waar het
veiliger en prettiger is om te wonen.
De tiende versie
van de in deze uitgave opgenomen Groene Lijst bevat 231 namen:
GROENE LIJST van
GEMEENTEN en PROVINCIES die de STICHTING NATUURVERRIJKING hebben medegedeeld geen chemische bestrijdingsmiddelen te gebruiken
in openbaar groen en/of op bestrating. De kruisjes geven aan wat van toepassing
is, het jaartal sinds wanneer.
Sinds 1983 verzoekt
de Stichting Natuurverrijking vrijwel jaarlijks alle Nederlandse gemeenten om
de Stichting op de hoogte te stellen als er in de gemeente geen
bestrijdingsmiddelen gebruikt worden, of beperkt is tot een of enkele concreet
aangegeven uitzonderingssituaties. De reacties op deze verzoeken tot april 1998
zijn in deze tiende versie van de Groene Lijst opgenomen. Tussen haakjes worden
de door de gemeenten aangegeven uitzonderingssituaties vermeld.
De betekenis van de
noten is na de Lijst aangegeven.
TOEPASSINGEN EN
ALTERNATIEVEN
Het bekendste
product met als werkzame stof glyfosaat is Roundup (360 gram/liter). - De
"niet-werkzame" bestanddelen worden geheim gehouden, maar in het
voorgaande is beschreven dat Roundup ook polyethyleenamine
(POEA) en de verontreinigingen 1,4-dioxaan en N-nitrosoglyfosaat
bevat.
Andere merken die
glyfosaat bevatten zijn: AAwiedex, Agrichem Glyfosaat, Agrichem
Glyfosaat 180, Agrichem Glyfosaat 2, Agrichem Glyfosaat B, Agrotheek
Glyfosaat 2, Garwin 360, Glifonex,
Glycel, Glyfall, Glyfos, Glyper 360 Sl, Glyphogan, Greenfix, Holland Fyto Glyfosaat,
Imex-Glyfosaat, Imex-Glyfosaat
2, Klaverblad-Glyfosaat, Legend, Luxan
Glyfosaat Vloeibaar, Parimco Glyfosaat, Roundup 400,
Roundup Dry, Roundup Huis & Tuin, Roundup Ready
To Use, Roundup Tx, Roundup
Ultra, Sphinx, Sting en Sting Tx.
De merknamen
veranderen nogal eens. Dat is volgens de huidige wetgeving slechts een
administratieve handeling.
Geen enkel
herbicide is toegelaten voor zo veel verschillende toepassingen als glyfosaat.
Elk merk is echter toegelaten voor specifieke toepassingen. Alleen een recente
door het CTB verstrekte Toelatingsbeschikking geeft volledige zekerheid over de
toegestane toepassingen van ieder merk.
In de
Toelatingsbeschikking van Roundup, toelatingsnummer 6483, wordt onder "A.
Wettelijk Gebruiksvoorschrift" het volgende vermeld:
Toegestaan is
uitsluitend het gebruik als:
a. onkruidbestrijdingsmiddel
- op tijdelijk onbeteeld land, alsmede op
akkerranden;
- voor de opkomst
van uien, bieten, aardappelen en bloembollen;
- in de teelt van
bieten en maïs ter bestrijding van aardappelopslag slechts met gebruikmaking
van speciaal voor dit doel ontwikkelde apparatuur;
- in de teelt van
graangewassen en droog te oogsten erwten en bonen mits toegepast kort voor de
oogst op een afgerijpt gewas;
- in de teelt van fabrieks- en consumptieaardappelen, mits toegepast wanneer
het loof volledig is afgestorven;
- in weilanden,
waarin geen vee aanwezig is, ten behoeve van doorzaai of herinzaai, dan wel
inzaai of planten van een ander gewas, alsmede voor pleksgewijze bestrijding van bentpollen;
- in de fruitteelt
onder appel- en perenbomen;
- in de teelt van
asperges;
- in de meerjarige
teelt van narcissen;
- in de teelt van
kerstsparren;
- in de bosbouw
tegen Amerikaanse Vogelkers (Prunus serotina); mits
niet op vruchtdragende bomen en struiken wordt gespoten en geen bramen en/of
bosbessen worden geraakt;
-
in de teelt van land- en tuinbouwgewassen en in weg- en plantsoenbeplanting met
behulp van "onkruidbestrijkers", mits de
toepassing zodanig plaatsvindt dat het gewenst gewas niet wordt geraakt met het
middel, de apparatuur niet druipt en de vloeistof niet van de behandelde
onkruiden afloopt;
- voor pleksgewijze toepassing in land- en tuinbouwgewassen,
grasland en in openbaar groen;
- op permanent onbeteelde terreinen;
- onder vangrails,
rondom verkeersborden en wegbebakeningen, alsmede op
de grensstrook met een breedte van max. 25 cm tussen wegen of paden en de
daarlangs liggende bermen;
- op droge
slootbodems, mits niet toegepast voor 15 juli.
b.
bestrijdingsmiddel voor het doden van:
- gras, rogge of
gerst als dekvrucht op stuifgevoelige gronden in de
bloembollenteelt en de akkerbouw;
- als groenbemester
geteelde gewassen;
- gewassen uit
fytosanitaire overwegingen op aanwijzing van de directeur van de
Plantenziektekundige Dienst.
c. middel voor behandeling van stobben van afgezette bomen en
struiken
Veiligheidstermijn
In afgerijpte graangewassen en droog te oogsten erwten en
bonen mag de toepassing niet later dan 7 dagen voor de oogst plaatsvinden. In
de overige consumptiegewassen, behalve asperges en aardappelen, waarvoor geen
veiligheidstermijn geldt, mag de toepassing niet later dan 4 weken voor de
oogst plaatsvinden.
Tot zover de tekst
van het "Wettelijk Gebruiksvoorschrift" van Roundup.
Ook de "Gebruiksaanwijzing"
bevat zeer veel aanwijzingen die tenminste opgevolgd
moeten worden als men het middel meent te moeten gebruiken. Niet
voor niets staat er een Andreaskruis op de verpakking en is het verplicht om
geschikte handschoenen en een beschermingsmiddel voor de ogen te dragen.
Toegepaste
hoeveelheden
Volgens "Transgene
Herbicideresistente Rassen", een rapport van
het Ministerie van Landbouw, 1996, lag het gebruik in de Nederlandse land- en
tuinbouw in de jaren 1991-1994 op gemiddeld 180.000 kg werkzame stof, dus meer
dan 500.000 kilo handelsproduct, per jaar. Het middel wordt vooral gebruikt op
grasland, in suikerbieten, braakland, wintertarwe, witlofwortelen en snijmaïs.
In bijna alle land- en tuinbouwgewassen worden kleine hoeveelheden gebruikt.
75% van het totaal gebruik in de land- en tuinbouw, dus ongeveer 400.000 kilo
product, vindt plaats op grasland.
Op straat en in
openbaar groen gebruiken overheidsinstellingen jaarlijks bijna 16.000 kilo
glyfosaat, of ongeveer 50.000 kilo handelsproduct (CBS over 1995).
Ook particulieren
gebruiken glyfosaat, ter bestrijding van kruiden tussen tegels en soms zelfs om
kruiden in de tuin te doden. Zeker door deze laatste toepassing gaan vaak veel
meer planten dood dan de bedoeling is.
Het kan zonder glyfosaat:
Land- en
tuinbouw; veeteelt
Wie reizend door
het Nederlandse landschap z'n ogen de kost geeft ziet
steeds vaker bruin/geel wordende graslanden. Een gevolg van bespuiting met een
herbicide, meestal Roundup. Het doodspuiten van weilanden is de hoofdtoepassing
van glyfosaat in ons land. Mede door reclame en voorlichting denken veel boeren
dat het winstgevend is hun land te vergiftigen om nieuw gras (vaak Engels
raaigras) of een ander gewas, meestal maïs, in te zaaien. Deze
ontwikkeling gaat ten koste van gezondheid, natuur, milieu en landschap:
- water rond
bespoten percelen verontreinigt; water dat vee moet drinken
- door verwaaiing
veel ernstige incidenten
- het eten van
bespoten gras kan nadelige gevolgen hebben voor het vee en de consument van
veeteeltproducten
-
bodemverontreiniging door o.a. grondgebonden residu
- door eensoortig gras een veel minder gevarieerde natuur in en
rond weilanden.
De afgelopen tien
jaar is de oppervlakte grasland tienduizenden hectaren afgenomen, terwijl de
oppervlakte snijmaïs met ongeveer 50.000 hectare is toegenomen. De toename van
de teelt van maïs baart Natuurverrijking vooral zorgen, omdat in de maïsteelt
veel gif gebruikt wordt; niet alleen herbiciden als glyfosaat, maar ook
insecticiden, zoals het zeer schadelijke, slecht afbreekbare middel lindaan.
Als gevolg van
ruilverkaveling en waterpeilverlagingen zal de teelt van maïs in de toekomst
nog meer toenemen. Drogere en ruimere percelen zijn immers veel gemakkelijker
met grote machines te bewerken, die ingezet kunnen worden voor spuiten,
ploegen, zaaien en maaien. Het is dus niet verwonderlijk dat Natuurverrijking
in mei 1998, bij Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland, bezwaar aangetekend
heeft tegen de plannen het waterpeil in de Krimpenerwaard
te verlagen. Als de overheidsplannen doorgaan zal het Groene Hart van Holland
steeds meer maïs-geel worden en verliest Holland veel
van z'n karakteristieke wijdse
uitzichten.
Boeren die goed
voor hun weiland zorgen hoeven geen nieuw gras in te
zaaien. Belangrijk is bijvoorbeeld dat er geen kale plekken ontstaan door
overbeweiding of gebruik van te zware machines. Door weinig of geen stikstof te
gebruiken wordt door betere beworteling de graszode
steviger. Gelukkig tonen nog steeds veel veehouders in
de praktijk aan dat het doodspuiten van weilanden beslist niet nodig is.
Ecologische veehouders halen ook zonder kunstmest dezelfde opbrengst als bij de
gangbare bedrijfsvoering.
Ook voor de overige
toepassingen van glyfosaat in de land- en tuinbouw zijn alternatieven, zoals de
ecologische bedrijven in de praktijk aantonen.
Openbaar groen
en bestrating
De gevaren en
bezwaren verbonden aan het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de woonomgeving
worden door Natuurverrijking besproken in de uitgave "Naar Natuurrijk
Groen". Natuurlijk wordt ook aangegeven hoe bestrating en groen zonder gif
onderhouden kunnen worden. Hoe gemeenten zelf probleemsituaties oplossen is te
lezen in "Groene Gemeenten".
De "Groene
Lijst" in deze uitgave vermeldt ruim 200 gemeenten die in de praktijk
aantonen dat plantsoenen en bestrating (vrijwel) zonder gif onderhouden kunnen
worden.
Particulieren
In Denemarken is
het gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren de afgelopen drie jaar
gehalveerd. Een vermindering die vooral tot stand is gekomen door afname van
het gebruik van glyfosaat: deze vermindering is een gevolg van het feit dat
verontreiniging van grondwater door glyfosaat en het onbedoeld sterven van
planten in de tuin door toepassing van Roundup de laatste jaren veel aandacht
heeft gekregen in de Deense pers.
In Nederland weten
nog steeds maar weinig mensen dat Roundup en andere middelen met als werkzame
stof glyfosaat niet zo vriendelijk zijn als wordt gesuggereerd in misleidende
reclame en voorlichting en zelfs op de verpakking. Wie zich bewust is van de
bezwaren van het middel zal het zeker niet tussen de planten in de tuin
gebruiken en kruiden tussen tegels met een krabber verwijderen of een
(onkruid)-brander aanschaffen.
Momenteel is het,
voor particulier gebruik, wettelijk toegestaan "Roundup onkruidvrij"
niet alleen te spuiten, maar zelfs met een gieter te gieten. Door het middel te
gieten komt veel gif naast de planten op de grond terecht. Roundup dat wel op
de planten gegoten wordt, druipt er voor een groot deel direct van af en verontreinigt eveneens de bodem. Er wordt zo, volkomen
onnodig en overbodig, extra veel Roundup gebruikt. Slecht voor milieu en
gezondheid, maar goed voor de verkoop van Roundup; een ontwikkeling die onze
overheid kennelijk wil bevorderen.
LITERATUUR
Arendonk, R.C.M. van en Vermeer, C.L., Bestrijdingsmiddelen, gebruik en
risico's, Wetenschapswinkel Vrije Universiteit, Amsterdam, 1990
Beaart, Kees, Round-up Glyfosaat,
Natuurverrijking, Lekkerkerk, 1995
Beaart, Kees, Bestrijdingsmiddelen Wijzer, Natuurverrijking, Lekkerkerk, 1992
Beaart, Kees, Naar Natuurrijk Groen, Natuurverrijking, Lekkerkerk, 1993
Bestrijdingsmiddelenwet,
diverse uitgaven
Bijman, Drs. W.J. en Lotz, Dr. L.A.P.,
Transgene Herbicidenresistente Rassen, Min. LNV, Den Haag, 1996
Brien, Mary
O', Roundup, Vision, POEA, and 1,4-Dioxane: Why Full
Formulations are the Problem, Journal of Pesticide Reform, winter 1990
Centraal
Bureau voor de Statistiek, Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen door
overheidsinstellingen 1995, Voorburg/Heerlen, 1997
Cox, Caroline, Glyphosate, Journal of Pesticide
Reform, summer 1991
Eijsten, Lily en Van der Meulen, J., diverse
bezwaarschriften aan Ministerie VROM, Amsterdam, 1998
Environmental
Glyphosate, no. 173, June 1986
Environmental
Gezondheidsraad,
Risico's van bestrijdingsmiddelen voor grondwaterecosystemen, Rijswijk, 1996
Hopman,
R., e.a., Verwijdering AMPA met coagulatie, H2O, 12
juni 1997
Hyldig, Karin Svennevig, Haveejere
vil vaere giftfri, Sondagsavisen 14, 26
april 1998
Jans,
H.W.A., Openbaar Groen met of zonder vergif(t)? Nederlands Instituut voor
preventieve gezondheidszorg/ TNO, Leiden, 1989
Kiwa, Nieuwe analysemethode voor Glyfosaat en AMPA getest op Rijn- en
Maaswater, H2O, 24 november 1994
Landbrugsministeriet, Statens Planteavlforsog, Ukrudtsbekaempelse
i Vedplantekulturer 1990, Denemarken, 1990
Muilerman, Hans, e.a., De buik vol van gif, tussentijdse evaluatie
van het Meerjarenplan-Gewasbescherming door
samenwerkende milieuorganisaties, mei 1996
Reclame
Code Commissie/College van Beroep, dossiers: 3318, 6800, 653/6800, 91.7157, DM
91.7127, 97.0173, 954/97.0173 en 97.0317
Rijn,
drs. J.P. van, e.a., Handboek Bestrijdingsmiddelen gebruik en milieueffecten,
VU Uitgeverij, Amsterdam 1995
Sine, C. e.a., The top 10
Agrochemical Companies, Farm Chemicals International, summer 1994
Stichting
Natuurverrijking, Groene Gemeenten - Gifvrij onderhoud van groen en bestrating,
tips vanuit de praktijk, Lekkerkerk, 1996
Teunissen-Ordelman, Ir.H.G.K.,
e.a.,Bestrijdingsmiddelen zeer schadelijk voor aquatisch
milieu, H2O, 14 november 1996
Vries,
A. de, e.a., Bestrijdingsmiddelen in voedsel en de gezondheidsrisico's voor
kinderen, Rijksuniversiteit Groningen, december 1994
Yousef, M.I., e.a., Toxic effects
of carbofuran and glyphosate on semen characteristics
in rabits, J. Environ. Sci. Health, B30(4), blz 513-534, 1995